Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Er zijn er [wel] [8]ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om [9]die te [10]vullen met dode lichamen van mensen, die [11]Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en [12]omdat Ik Mijn [13]aangezicht van deze stad verborgen heb, om al [14]hunlieder boosheid. 7. Te weten, zegt de HEERE, uit vs.4. 8. In de stad Jeruzalem, om die tegen de belegeraars te beschermen, gelijk men tegen tijd van belegering de hoofdsteden met kloeke krijgslieden pleegt te vervullen. 9. Chaldeen, die niets zoeken dan te doden en te moorden. Anderen verstaan de huizen; dat is, [zo zij verklaren] huisgezinnen, waarvan in vs.4. 10. Dat is, te verzadigen, dat zij hun moed koelen door het ombrengen der Joden. Aangaande zulk een gebruik des woords vervullen, vergelijk Ex.15:9; Job 16:10, met de aantekening. 11. Door het zwaard der Chaldeen verslaan zal, in plaats dat zij de Chaldeen [om zo te spreken] tegen mijn dank menen te verslaan. 12. Anders: om welker [te weten huisgezinnen] alle boosheid Ik mijn aangezicht van deze stad verborgen heb. 13. Zie Deut.31:17. 14. Der inwoners.